Was het nu omdat we bij Bram en Bonnie ons nog eens echt thuis voelden, Nederlands konden spreken en zelf eens ons potje konden koken? Of omdat we ons hadden voorgenomen eens goed te gaan shoppen? Alleszins: Singapore voelde - en was - ons halfwegpunt. En omdat we halfweg zijn, vonden we het ook eens tijd om het roer wat om te gooien. Daarom dat we dus nu even in het Nederlands zullen schrijven. Kwestie van onze achterstand van avonturen wat sneller te kunnen inhalen…
Singapore. Een relatief jong land en sinds 1955 onafhankelijk van Groot-Brittannië. In 50 jaar is het ontwikkeld tot een eclectische mix van koloniaal-westerse invloeden en eigen Aziatische nalatenschappen. Voor ons was het een ietwat vreemde mix van het gevoel van thuis te zijn en toch nog dat exotisch Aziatisch tintje te kunnen opsnuiven. Een verrassend aangename mix van enerzijds te kunnen shoppen aan heel scherpe prijzen (eat that, bol.com) en anderzijds te kunnen genieten van een ongelofelijke verscheidenheid aan de heerlijkste Aziatische noedels, rijst- en soepgerechten dat dit fantastische continent te bieden heeft. Singapore heeft zich in de laatste halve eeuw ontwikkeld tot dé transit stadsstaat op een immens belangrijke strategische locatie tussen Australazië, Afrika, Midden-Oosten en Europa. Singapore lijkt in België niet zo bekend te zijn: Singapore Airlines start pas dit jaar, in 2020, terug met vier rechtstreekse vluchten tussen onze belangrijke diplomatieke hoofdstad en hun republiek. In mijn professionele wereld is Singapore echter wel heel bekend: in vergelijking met andere landen, kan je daar wel gemakkelijk werken, het is zowat de belangrijkste transithub voor containers, we kunnen er tegen dumpingprijzen schepen repareren én het is er goed leven. Uiteraard dat Singapore op onze planning zou staan. Voor mij zou het een blij weerzien worden met een goed georganiseerd land (eat that, België), voor Véro zou het een nieuw land worden dat ze kon toevoegen aan haar “bezocht”-lijstje.
Dus zo gezegd, zo gedaan. En aangezien we luxe-backpackers zijn, wilden we ook met het openbaar vervoer in Singapore en aan onze volgende slaapplaats geraken uit Johor Bahru. Volgens onze gouwe getrouwe vriend Google Maps moest dat perfect lukken, en bovendien, dankzij de legendarische wachtrijen aan de douaneovergangen, ook een pak sneller dan via de weg.
Het begon met een treinticketje met vertrekpunt Johor Bahru, in Maleisië en eindpunt Woodlands, in Singapore. Blijkbaar heel erg populair, dus hadden we er gisteren al twee online gereserveerd. Bij aankomst in het treinstation (hetzelfde station van waar we gisteren ook de bus naar Legoland hadden genomen) waren de toegangspoorten echter nog gesloten. Volgens de informatieborden zouden ze pas openen om 11:30. Die tijd kwam en ging zonder enige vorm van beweging aan die poorten… Terwijl op de infoborden het aftellen tot het terug sluiten van de poorten wel begon. Maleisische logica zeker? Met een tiental minuten vertraging konden we dan toch beginnen. Een boarding pass was niet nodig, enkel een paspoort. Nu, in alle hectiek en opwinding om naar Legoland te gaan, had ik Véro’s paspoortnummer volledig verkeerd doorgegeven. Niet één, maar drié cijfers waren verkeerd. Zij kreeg dus rood licht en een collectieve zucht van frustratie van de wachtenden achter ons. Gelukkig was de beveiligingsagent zo vriendelijk om de reservatie te controleren en ons aan de hand van die reservatie en mijn oprechte, welgemeende en meest “domme toerist”-achtige verontschuldiging ons toch door te laten. Horde nummer één overwonnen. Horde nummer twee was de emigratiecentrale. Piece of cake, we waren erdoor in recordtijd. Maar toen we naar het perron wilde doorwandelen, werden we tegengehouden door de Maleisische politie: we moesten wachten in een, wat al snel zou blijken, veel te krap bemeten wachtzaal voor nog een halfuur. Geen trein op het perron, geen emigranten op het perron, zo lijkt ons het beleid te luiden. Nadat de trein met een halfuur vertraging toekwam, mochten we dan eindelijk onze plaatsen zoeken. Voor een treinrit van ocharme vijf (!) minuten. Het enige waar de trein over rijdt, was de treinbrug naast de causeway link, de brug die de smalle waterweg tussen Maleisië en Singapore in twee snijdt. Dus we hadden nauwelijks onze zakken in de bagagecompartimenten boven de zetels gelegd, of we mochten ze alweer naar beneden halen. Gepakt en gezakt begaven we ons naar de Singaporese immigratiepost. Immigratieblaadjes invullen en lang, heel lang, wachten, en we mochten Singapore binnen.
In tegenstelling tot het trein- en busstation aan de Maleisische kant, was aan de Singaporese kant echter niets van faciliteiten aanwezig. Geen Starbucks, geen kioskjes voor simkaartjes, geen wachtzaal. Oei. Eigenlijk voor het eerst sinds het begin van onze wereldreis, bevonden we ons ergens zonder (mobiel) internet. Véro was dusver echt niet onder de indruk, en ik kon haar niet helemaal ongelijk geven. Gelukkig hadden we de route geladen in Google Maps en wisten we dus dat we na de trein de bus moeten nemen. Na een vijftal minuten kwam die eraan en zetten we onze tocht verder. Volgende bestemming: het metrostation. Gelukkig was daar wel een elektronicawinkel die simkaartjes verkocht, dus onze analoge detoxkuur was maar van korte duur. We aten een snelle hap in een Aziatische fastfoodstal in het metrostation en namen daarna de metro naar Jurong East. Daar stapten we over in vervoermiddel nummer vier van de dag: een Grab. Een vriendelijke en praatgage chauffeur bracht ons naar onze bestemming: Oasia Residences. Voor de komende drie nachten hadden we namelijk voor het eerst geen hotel geboekt, maar zouden we bij vrienden blijven slapen. Relatief onverwacht. Het is namelijk zo dat we al ergens eind mei een hotel hadden geboekt hier omdat op dat moment ze hier niet meer zouden zijn. Bram is een (ex)collega van mij van toen we in Argentinië samenwerkten. Hij werkt ondertussen ook al langere tijd voor Jan De Nul, maar in tegenstelling tot mij doet hij dat overal op getrouwde basis, zodat zijn vrouw Bonnie steeds mee kan en hij niet alleen is (de duts). Sinds kort zijn ze trouwens ook met z’n drieën, want kleine Lars zag in Singapore het levenslicht. Hoezee hozanne in den hoge! Gelukkig kwamen wij op het moment dat de hoeveelheid spetterpoeppampers wat minderden. Hoeze hozanna in den hoge! We werden heel joviaal onthaald door Bonnie en een slaperige Lars. Bram pretendeerde op dat moment nog aan het werk te zijn op de Singaporese scheepswerf waar Jan De Nul twee nieuwe schepen bestelde. Na wat bij te kletsen en uit te pakken, trokken we met buggy naar buiten. Eerst de lokale Chinese supermarkt voor wat groenten en fruit, daarna naar een ietwat meer fancy supermarkt voor vleesjes. Want ja hoor, die avond zouden we voor het eerst sinds Zuid-Afrika drie maand geleden nog eens koken: boontje (suikerboontjes in het deftig West-Vlaams) met tomaatjes, patatjes en een stukje kalfsmedaillon. Mjommie! Moe, voldaan en content (gelukkig in het deftig West-Vlaams) kropen we in ons zalig zacht en knus bedje.
De volgende morgen konden we zowaar uitslapen. Bram en Bonnie hadden ons gewaarschuwd dat we wel eens konden gewekt worden door een kakje of huilbuitje van Lars, maar we hoorden helemaal niets en sliepen als een babytje de ochtend door. Ik sneed wat fruit, mengde het door granola en kokosnootyoghurt voor de lactose intolerante onder ons, en we aten voor het eerst sinds lang nog eens een ontbijtje zoals thuis. Aaaah, thuiskomen! Bonnie was zo vriendelijke geweest om ons te voorzien van twee bus- en metrokaartjes waarmee we, door gewoon te tappen, overal het openbaar vervoer konden nemen. Daarmee gewapend wandelden we onder een stralend en aangenaam zonnetje een 200 meter naar de bushalte, waar we vijf minuten later en op tijd werden opgepikt door een dubbeldekbus (Hallo, De Lijn?). Kinderlijk blij als we waren, ploften we uiteraard in de stoelen helemaal vooraan op het bovenste dek, dat ons een panoramisch uitzicht gaf over de straten en het groen rondom ons. Want het moet gezegd, Singapore mag dan wel maar een pietluttig klein semi-schiereilandje zijn, maar er is wel een overvloed aan groenplanting. Met het groene uitzicht in een overigens groene bus, reden we richting onze bestemming en eerste shopping mall: Vivo City. In België kennen we ze niet echt. Het dichtst in de buurt komen nog City in Brussel, Stadstheater in Antwerpen of het utopische Uplace in Machelen. We stapten van de bus en in de blazende airco van het shoppingcentrum. Al gauw was Vero verdiept in het selecteren van passend ondergoed van Calvin Klein, dat we hier gelukkig belastingvrij konden kopen. We aten een noedelsoepje in een van de kleine restaurantjes in de mall, shopten vrolijk nog wat verder en trokken moe maar voldaan terug naar Oasia. Bram en Bonnie hadden ons een van de barbecuestandjes in het complex gereserveerd. Als half-opgeleide Argentijnen bakten we wat kip, biefstuk en patatjes gaar om te nuttigen met een koude Carlsberg.
Metroticketje kopen
Metroticketje kopen
Aanschuiven als een echte local
Aanschuiven als een echte local
Mooie gevel
Mooie gevel
Nog meer mooie gevels
Nog meer mooie gevels
En eentje om het af te leren
En eentje om het af te leren
Op zondag sliepen we alweer uit (de toer door Azië was vermoeiend geweest). Aangezien het Bram z’n vrije dag was, plonsden we met Lars het zwembad met olympisch formaat in om wat af te koelen van de redelijk tropische hitte. Volgens Bram en Bonnie waren we echte gelukzakken: de afgelopen weken had het bijna dagelijks wel eens heel goed geregend, maar wij zouden in onze acht dagen Singapore enkel op de laatste namiddag wat regen zien van ver. In de namiddag bezochten we Haw Par Villa, een infotainment-attractie gesponsord en opgericht door de bedenker en eigenaar van de ook in België welbekende potjes tijgerbalsem. Zeer vreemde sculpturen, soms gewelddadig, soms naakt. 
Back to Top